Al is in Kaatsheuvel dan wel veel monumentaals verdwenen, toch zijn er vaak nog kleine elementen over die herinneren aan de rijke historie van ons kerkdorp. Kleine monumentale elementen waar je misschien dagelijks wel aan voorbij loopt of fietst en in al die jaren nog nooit hebt opgemerkt, maar wel een stukje van de Kaatsheuvelse historie vertellen. De komende weken zullen we in De Duinkoerier aandacht besteden aan deze kleine historische elementen. Vandaag zijn dat de kelder en het kelderraam.

Tijdens deze warme zomerse dagen vinden we het heel normaal dat we even uit de koelkast een verfrissend drankje pakken of uit de diepvriezer een lekker ijsje. Ook onze etenswaren kunnen we in de koelkast langer houdbaar houden. Tot voor 75 tot 100 jaar geleden was dit echter niet zo normaal, zoals we dat nu beschouwen. In 1926 was het de wereldberoemde Albert Einstein die samen met Leo Szilard de zogenaamde Einstein-Szilard koelkast uitvond. Het door hen ontwikkelde systeem zorgde ervoor dat producten langere tijd koel en vers in een geïsoleerde kast bewaard konden blijven. De moderne koelkast zoals we die vandaag de dag nog kennen deed echter pas in de eerste helft van de 20e eeuw zijn intrede. Met de ontwikkeling van moderne koeltechnieken en de verspreiding van elektriciteit konden koelkasten hun eigen koelsysteem krijgen en op het lichtnet worden aangesloten. Maar hoe deed men dat tot die tijd. In de oudheid koelden mensen hun eten met ijs. Er waren ijskelders waarin ijs werd opgeslagen in houten kisten met metalen beslag die in gaten in de grond werden begraven of die achter dikke muren werden aangebracht en zo de ruimte langere tijd koel en fris hielden. In de periodes dat er geen ijs voorhanden was, probeerde men gebruik te maken van de koelte van de grond van lager gelegen gedeelten in het huis. Men maakte kelders. Het woord kelder is afkomstig van het Latijnse cellarium, wat een gedeelte van een gebouw aanduidt dat onder het maaiveld is gelegen. Bij boerderijen was de kelder vaak half onder het maaiveld gelegen en een deel boven het maaiveld. Daar bovenop was dan de opkamer, die vaak dienst deed als slaapkamer. Om de kelder koel te houden bouwde men een zogenaamd ton- of kruisgewelf van baksteen van enkele lagen bovenop een bak. Een trapje of luik gaf dan toegang tot de kelder. In de wat grotere kelders, waarvan de toegang vaak onder de trap was gelegen, kon men veelal staan. In de kelders werden vroeger bakken geplaatst die men dan vulde met water uit de put waarin men onder andere kannen met melk plaatste om die koel te houden, zodat de melk niet zou bederven. Ook middels andere technieken zoals pekelen, fermenteren of wecken probeerde men producten langer goed te kunnen houden en in de kelder op te slaan. In Kaatsheuvel zijn nog verschillende oude panden waar zich kelders in bevinden. Om het vocht uit de kelder te weren werd er ook een kelderraam of kelderrooster aangebracht om de ruimte te luchten. Helaas zijn in moderne huizen vaak geen kelders meer aanwezig, maar moet men het doen met een voorraadkast onder de trap. Misschien is het toch in het kader van energiebesparing een overweging waard de kelder weer te herintroduceren.

Hopelijk dat u voortaan op uw wandeling of fietstocht aandacht besteedt aan de kleine historische elementen die het verhaal van ons kerkdorp Kaatsheuvel en zijn omgeving levendig houden. Ze zijn in ieder geval de moeite waard om te bewaren. Iets waar heemkundekring De Ketsheuvel zich voor inzet. Word ook lid en meldt u aan via www.deketsheuvel.nl.

Kees Grootswagers, lid heemkundekring De Ketsheuvel