En daar gingen we dan: met volgepakte rugzakken, regenkleren en wandelschoenen aan de bergen van Oostenrijk in. Best hoog ingezet: een huttentocht van drie dagen wandelen met meiden van 7, 10 en 12 jaar. Zeker omdat er doorgaans weinig enthousiasme klinkt bij het woord ‘wandelen’. Maar toch: deze zomer ging het gebeuren.
De timing had niet slechter kunnen zijn: in de slechtste zomer sinds decennia en dan ook nog de slechtste dag van die slechtste zomer. Het regende pijpenstelen en eerlijk is eerlijk: dat is niet de beste start van zo’n avontuur. Aan de andere kant maakte het de uitdaging des te groter. Dus vol goede moed en met een grote glimlach om de lippen begonnen we aan een pittige klim de bergen van Kleinarl op.
Uren lang klimmen, een cracker in de stromende regen, regenjassen die niet waterdicht bleken te zijn en natte voeten bij het oversteken van een waterval: we ondergingen het en, hoe gek het ook klinkt, genoten ervan. Even terug naar de eenvoud zonder geklaag: heerlijk. We baalden wel van de prachtige uitzichten die we door de regen en laag hangende wolken niet zagen, maar dat weerhield ons er niet van om na een uur of vijf te arriveren bij de eerste berghut: onze herberg voor de nacht.
Eenvoud
De hut bleek naast slaapruimtes en eetvoorziening gelukkig ook een douche te hebben, dus even opwarmen was zeer welkom. Daarna ervaarden we wat het almleven echt inhoudt: met elkaar de tijd doden in een ruimte met andere wandelfanatiekelingen en terug naar de eenvoud. Op 1800 meter midden in de bergen is er geen bereik. Wat een verademing is dat zeg. Want ga maar na bij jezelf: de mobiele telefoon is voor de meeste mensen de rechter hand geworden die onmisbaar lijkt; ik stoor me daar al langer aan. Hier in de bergen ben je op elkaar aangewezen: tijdens het wandelen maar ook daarna.
Het tafereel wat zich in die Tappenkarseehütte afspeelde, zal ik niet snel vergeten. Met rode wangen van de inspanning en de kou, de meiden in pyjama en een mok warme chocolademelk op tafel, brachten we de rest van de dag door met spelletjes. Alles kwam langs: ganzenbord, dammen, Yahtzee, Beverbende… Aan alle tafels werd fanatiek ‘ge-gamed’, maar dan op de ouderwetse manier. Niemand zat op de telefoon en het geluid van rollende dobbelstenen vulde, samen met de harde maar vriendelijke stem van herbergier Hannes de ruimte. Zo moet het dus vroeger ook gegaan zijn toen er nog geen mobiel en geen tv was…
“Ik stook het vuur op, geen mobiel en geen tv, de nacht voert ons vanzelf mee. Morgen is ver, want de tijd gaat extra traag en wat er gebeurt in Brussel of Den Haag: ik wil het echt niet weten, ik wil het echt niet weten, ik wil het echt niet weten, ik wil het echt niet weten vandaag.” (Morgen is ver, Mannen van Naam)
De natte kleren waren wonderwel droog geworden in die nacht en de tweede dag voer de tocht ons naar Steinmannbauer: een zeer primitieve berghut een paar uur verderop de berg over. De wolken waren grotendeels weggetrokken waardoor we het prachtige bergmeer Tappenkarsee nu wel konden zien. De meiden ontpopten zich als echte wandelaars en wederom zonder klagen bedwongen we de bergen, staken we riviertjes over en baanden we ons een weg langs de grazende koeien op de berg.
“Ik koos het kronkelpad op weg naar de toekomst, op weg naar de toekomst koos ik het kronkelpad. Maar keek ik achterom, zag ik een rechte weg ja, een lange rechte weg waar ik gelopen had. Ooit, toen ik stoppen wou ben ik toch blijven lopen. Ja, ik ben blijven lopen, ook toen ik stoppen wou. Hier op het kronkelpad met de wind in m’n haren, ja, de wind in m’n haren, zoals jij ze strelen zou.” (Het Kronkelpad, Mannen van Naam)
De echte beleving van de driedaagse huttentocht hadden we in alm Steinmannbauer. Kamperen bij de boer XL, zeg maar. Nadat we ons een weg hadden gebaand door de varkens- en koeienstront op het pad, moesten de kinderen vooral erg wennen aan de sterke boerenlucht in de hut. Bovendien deelden we een kamer met een Duits gezin. Je begrijpt dat er bij aankomst vooral groot enthousiasme was binnen het gezin (niet dus).
Maar ook hier deed de magie van het bergleven haar werk, want binnen de kortste keren zaten we met een mok sterke koffie van diezelfde ochtend en dezelfde rode wangen aan tafel met een ander Duits gezin. De oudste dochter leerde er tot 10 tellen in het Duits, de middelste raakte niet uitgepraat over de WC (een WC-bril met een gat eronder van drie meter waar een enorme hoop ontlasting lag opgestapeld) en de jongste sloot zich aan bij een ander gezin om wild en luidruchtig mee te doen aan een dieren-uitbeeld spel. De eenvoud van jezelf vermaken als er verder geen digitaal vertier is: ik genoot er wederom van.
“Ik loop over straat op een doordeweekse dag, niks te doen, niks om handen, niks gepland. En een soort van vreemde rust nestelt zich in mijn lijf, een gevoel dat opmerkelijk snel went. Zo fijn kan het zijn met m’n hoofd zo leeg en m’n hart zo vol. En zo fijn, deze dag waarop niets moet en alles mag, ja, alles mag!” (Deze dag, Mannen van Naam)
Zeldzaam mooi
De laatste wandeldag was qua afstand het langst en door de steile daling op natte rotsen ook het pittigst. De start was koud met een gevoelstemperatuur van -6 en de sneeuwvlokjes dwarrelden rond onze hoofden. Zomervakantie 2023! Maar al snel trok alles open en konden we de schilderachtige bergtaferelen zien die ons in de folder waren beloofd. Wat is het zeldzaam mooi in de bergen! De tocht was niet overal zonder gevaar, maar we lieten als gezin zien ervaren bergwandelaars te zijn geworden in die korte tijd.
Ik merkte bij mezelf dat ik toch wel erg genoot van de afwezigheid van de mobiel en de rust die dat gaf. Natuurlijk: de honderden foto’s werden keurig vastgelegd op mobiel, maar even geen appjes, mailtjes en andere ongewenste meldingen: heerlijk! In de bergen heerst de eenvoud die thuis zover te zoeken is. Logisch, met een gezin met drie kinderen en drukke banen, maar iets meer van die rust zou af en toe welkom zijn.
“Zij zocht maar kon niet vinden, waar ze vurig naar verlangde: liefde die bestond in al zijn eenvoud. De illusies van een massa, ze wilde ze geloven maar ze keer ernaar en doorzag ze allemaal. Wie neemt het haar nog kwalijk dat zij op zoek ging naar iets mooiers, iets mooiers wat misschien wel niet bestaat.” (Eenvoud, Rowwen Hèze)
We zijn het er met het gezin allemaal over eens: we moeten vaker de bergen in. Ons avontuur heeft gebracht wat we ervan hoopten. De meiden ondergingen het, klaagden niet en genoten zelfs intens. Dit is mijn soort vakantie: op deze manier komt het hoofd echt tot rust. En dan maakt het geen bal uit of het pijpenstelen regent in de slechtste zomer in decennia.
“Soms ben ik een echte denker dan maak ik plannen en schema’s, hoe ik leven wil. Maar toen laatst iemand onverwacht opeens de dromer in mij zag viel de denker stil. Laat mij maar altijd blijven dromen, laat mij ontdekken wat er diep vanbinnen leeft. Laat al die dromen nu maar komen, want wie weet wat voor moois nog het lot in petto heeft” (Altijd blijven dromen, Mannen van Naam)
Marcel Donks, muziekliefhebber uit Waspik