Sinds 2009 heb ik contact met de schrijver Kluun. We delen veel gezamenlijke interesses: het schrijversvak, Ajax, carnaval en… Bruce Springsteen. Waar het voor mij altijd een wedstrijd is om aan kaarten te komen, is het voor Kluun, als bekende Nederlander, een makkie. VIP-kaarten liggen overal voor hem klaar. De rode loper wordt als het ware uitgelegd, wanneer hij een kwartier voor aanvang van het concert bij het stadion arriveert, 48 uur nadat ik me bij de poort van de Arena, het Gelredome of De Kuip heb gemeld.

Aanvankelijk kon Kluun er de lol wel van inzien. Iemand die zoveel moeite moest doen om dezelfde artiest te zien als hijzelf. Bespottend hoongelach was zijn deel. Hij bood me zelfs een keer een vrijkaartje aan, maar ik bedankte vriendelijk voor zijn gebaar. Dank je Kluun, ga jij maar lekker op 150 meter afstand van het podium zitten. Weliswaar drank en hapjes binnen handbereik en omringt door BN-ers in hun zondagse pak, maar ondertussen zit je wel in De Arena, de grootste galmbak van Nederland. Je hoort ‘Glory Days’ nog nagalmen terwijl Springsteen al halverwege ‘The River’ is. Je ziet de band ter grootte van een groepje Johntoy Army Soldiers. Fijn dan.

Tijdens het concert in Amsterdam in 2008 begonnen de plagerijen over en weer. Kluun stuurde een selfie met naast hem actrice Carice van Houten met de tekst: ‘Dit moet je nu missen, Andy’. Vervolgens stuurde ik dan een appje waarin stond welk nummer er na ‘Dancing in the dark’ zou worden gespeeld. ‘Hoe weet je dat?’ vroeg hij. ‘Omdat ik op de setlist kan kijken, die hier voor m’n neus op het podium ligt geplakt! Jij hebt alleen maar uitzicht op de schappen van Anna Drijver. Borsten die heel Nederland al een keer heeft gezien. Veel plezier, Kluun!’

Van lieverlee veranderden zijn uitingen van smadelijke vreugde in jaloerse hatelijkheid. ‘Shit, Marcelissen! Ik wil ook een keer daar vooraan staan! Naast jou, in de pit!’ Ik antwoordde: ‘Dat kan, maar dan moet je een keer vies en moe durven te worden, makker.’

Vier jaar later, in juni 2012, was het zover. Bruce Springsteen gaf een concert in het Etihad Stadium van Manchester City. En daar stonden we, een dag eerder bij de poort, om een polsbandje te scoren. En om dat ding te verkrijgen, werden we geacht om heel ver van tevoren een volgnummer op je hand te laten zetten. Hoe lager het getal op je hand, hoe groter de kans dat je werkelijk een geweldige plek kon bemachtigen.

Het plensde werkelijk waar 24 uur achtereen, echt niet normaal veel. Er waren wel een paar schuilplaatsen rondom het Manchester-stadion, maar die waren in beslag genomen door de volgnummers #3, #9 en #18 en zo. Wij hadden #142 en #143. Kluun heeft me vervloekt, urenlang. ‘Godverdomme Marcelissen, ik zal nog eens een keer met jou meegaan!’ En ik dacht alleen maar: ‘Wacht maar af, schrijvertje.’

Na een dag in de regen, waarin we alle zeilen bij moesten zetten, om te voorkomen dat het volgnummer van onze pols af zou vloeien, stonden we uiteindelijk op de plaats waar Erling Haaland tegenwoordig de strafschoppen binnen hengst. De beste plekken. En wij? Wij waren doorweekt gelukkig.