Een ramp is pas een ramp als hij je raakt. De aardbeving raakt veel Marokkaanse Nederlanders. Ze hebben er familieleden en vrienden wonen, kennen de omgeving, zijn er misschien onlangs nog geweest, of worden er nu ook vermist. Anderen proberen zo snel mogelijk naar Marokko te gaan om te helpen. Een ramp die delen van onze samenleving raakt, raakt ons allemaal. Omdat hij dichtbij komt. Dichterbij dan die hongersnood in Jemen. Ja, Jemen. Laat me je even bijpraten.

Elke tien minuten sterft in Jemen een kind onder de vijf jaar aan ziekten die te voorkomen zijn. Sinds jaren, al voor de coronacrisis, is daar de grootste humanitaire ramp gaande die we ooit gekend hebben. 24 miljoen mensen hebben dringend ondersteuning nodig, 4,3 miljoen mensen zijn op de vlucht voor de oorlog die daar sinds 2015 woedt. Veel mensen zijn ondervoed, onder wie honderdduizenden kinderen. Na corona liggen nog steeds ziekten als cholera op de loer.

Eerlijk, ik moest het ook weer even opzoeken bij de UNHCR. Ik denk er ook niet iedere dag aan, laat staan dat ik er vaak voor bid. Ik denk wel aan Achmed, mijn vroegere buurman, en zijn dochtertje Sara. Haar moeder Naïma leeft niet meer, verongelukt in het bergland van Marokko op vakantie. Zouden ze terug zijn gegaan naar Marokko? Hebben ze daar familie en vrienden die getroffen zijn? Zo raakt een ramp ons, via mensen die we kennen, of omdat we hun verhalen in onze taal horen op de televisie.

Zo is een ramp pas echt een ramp als hij dichtbij komt. Het is een pijnlijke waarheid. Ik ontdekte dat deze zomer weer in hoe we omgingen met een veel lichtere ramp, in het licht van deze grote rampen: een grote portie ongemak. Maar toch. Een kleine ramp: de onweersbuien bij het Gardameer. Enorme hagelstenen veroorzaakten daar veel schade. De kleine ramp zou niet of met één enkel berichtje genoemd zijn in de media, als daar niet veel Nederlanders op vakantie waren. De media hielden ons dagenlang op de hoogte hoe de repatriëring verliep, hoe moeizaam zo’n grote operatie ging, hoeveel auto’s er bij terugkomst wel niet hersteld moesten worden, en hoe lang dat ging duren. Enorm vervelend en een vakantie die abrupt eindigt in regelen en naar huis zien te komen. Je moet er niet aan denken.

Ook ik dacht meteen aan mijn kapster: die ging toch ongeveer omstreeks dat moment? Inderdaad, bleek later, alleen kwam ze net de dag erna aan. Oef. En ook buren kwamen er, ook ná het onweer. Zij vertelden ook een ander verhaal. Het verhaal van de daken van de huizen van de lokale bewoners daar. Grote gaten in de daken waren snel bedekt met plastic. Maar het zou nog maanden duren voor er een begin gemaakt kon worden met herstellen. Dan gaat het niet over je auto, of over je caravan, hoe vervelend ook, maar over je huis…

Daar hoorden we niets over realiseerde ik me. Net als uit Jemen. Ergens is het ook logisch. We kunnen niet al het leed van de wereld dragen. Je kunt ook niet voor alles bidden. In mijn tijd als internetdominee kreeg ik wel eens reacties waarom ik wel voor de slachtoffers van die ene aanslag bad, maar niet voor een andere in een veel verder land. Mijn antwoord: compleet ben je nooit. Ook in je vriendenkring en familie heb je niet van iedereen op je netvlies wat er speelt en waar er nood is. Maar mijn antwoord op de reactie op mijn internetgebed was wel: bid jij dan daarvoor; goed dat je er aandacht voor vraagt. Je betrokkenheid wordt ook bepaald door wat jóu raakt. En dat is goed. Want dan komt het uit je hart.

Toch probeer ik mijn hart ook niet af te sluiten voor wat me in eerste instantie minder raakt, of minder blijft hangen. Achter elke ramp schuilen mensen, kinderen. Zonder de plicht om compleet te zijn, is het goed soms eens even verder te kijken om je heen. Daarom verdeel ik mijn donatie over het Rode Kruis voor Marokko en de UNHCR voor Jemen. En dan ben zijn we er nog niet, ik weet het. Maar het is een begin.

Dominee Otto Grevink is predikant voor Kaatsheuvel en de Efteling, Sprang-Capelle en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.