Natuurlijk treed ik ook wel eens op voor ouderen. En niet gewoon ouderen, zoals 55-plus, of 65-plus. Nee, echte ouderen. Bejaarden dus. Geen mens is zo jong, of hij wordt ouder. Veroudering is een makke die wij allen gemeen hebben en die niemand onverschillig laat.

Het zijn doorgaans de allergrootste uitdagingen. Niet zo zeer om een glimlach op hun verrimpelde gezicht te toveren, want dat lukt vaak al door alleen maar een gekke bek te trekken. Ik hoef maar een lange neus te trekken en ze vinden het al prima. En daar hoef ik niet eens moeite voor te doen.

Maar om ze mee te laten gaan in jouw verhaal en een schaterlach te veroorzaken… ik geef het je te doen. Het is mij in ieder geval nog maar zelden gelukt.

Een paar jaar geleden speelde ik in een verzorgingstehuis in Eindhoven. Er was voor de oudjes een carnavalsmiddag georganiseerd. En ik had nog wat goed te maken met enkele mensen uit de organisatie. Dus nou en? Maakt toch niet uit?

Ik stond al op het podium toen de bejaarden één voor één de aula binnen werden geleid. Krakkemikkige mannetjes strompelden naar hun stoel, krasse dametjes steunden op hun rollator. Het leek wel of ze steeds ouder werden. Even later kwamen de rolstoelers al. En als klap op de vuurpijl werden de bedden binnen gereden. Voor het eerst had ik het idee dat ik op moest schieten met mijn optreden. Anders zou niet iedereen het einde van mijn optreden halen.

Wonderwel kreeg ik de klapperende gebitten overeind. Gelukkig heeft de bejaardenspot enigszins aan terrein gewonnen de laatste jaren. Werden de oudjes vroeger vooral minzaam-beleefd tegemoet getreden, nu mag er steeds vaker met ze worden gespot en mogen herkenbare mankementen hardop worden uitgesproken. Moderne bejaarden kunnen wel tegen een stootje.

Een staande ovatie was wat teveel gevraagd natuurlijk (dat zou maar voor een enkeling zijn weggelegd), maar de handjes gingen op elkaar. En nog belangrijker; ze hadden het allemaal overleefd. Het zal je maar gebeuren dat iemand zich doodlacht.

Een tijdje later, op een Zonnebloemmiddag in het Limburgse Horst, beleefde ik echter één van mijn leukste decepties. Als invaller van een gerenommeerde conferencier, die vanwege ziekte verstek moest laten gaan. De zieke humorist had mij aanbevolen bij de organisatie en ik was beschikbaar. Dus nou en? Maakt toch niet uit?

In plaats van opluchting, sloeg echter de paniek toe bij de organisatie. Ik was namelijk een volslagen onbekende voor de commissie. Er werden telefoontjes over en weer gepleegd en telkens kwam hun onrust op hetzelfde neer; ‘Ben jij wel net zo goed?’ Ik kreeg ze niet overtuigd.

Het optreden was een groot fiasco. Geeuwende vrouwen, slapende mannen, allen netjes uitgedost in een ouderwetse boerenkiel. Wat ik ook probeerde, geen kik. Er viel geen eer te behalen. Na een half uur zonder ook maar enige respons, kwam de 93-jarige presentator mij afkondigen (lees: bevrijden) en gaf mij vilein nog een schop na: ‘Ja, beste mensen, het was natuurlijk maar een invaller hè’.