‘Kunt u aan de meisjes uitleggen wat volgens u het verschil is tussen geest en ziel?’ ‘De meisjes’ hadden net de nieuwe voorstelling van Alfred Jodokus Kwak gespeeld op landgoed De Platz, de thuisbasis van het Herman van Veen Artcenter. De grootmeester zelf was er onverwacht bij om te coachen. De backstage-pas die Hannah en ik kregen bij een boekje dat ik kocht, bleek een Meet&Greet te zijn. We waren ook nog eens de enigen. Ineens zaten we in een filosofisch-theologisch gesprek. Hannah had zich inmiddels afgezonderd en haar broodtrommel geopend, terwijl Herman een broodje kaas at en tegen haar zei: ‘Dat is geen broodtrommel, dat is een schilderij.’

Ik moest schakelen bij zijn vraag op deze zaterdagmorgen na een voorstelling met mijn dochter. Hij had zich juist herinnerd dat hij alweer vijftien jaar geleden bij ons in kerk had gesproken over zijn boekje ‘Goeie Genade’. Aan een dominee kon hij deze vraag wel stellen, leek hij te denken.

‘De ziel is iets persoonlijks’ probeerde ik. ‘De geest zit in jou en maakt deel van een groter geheel, waar je naar op zoek kunt in jezelf.’ Herman kon ermee verder en ging er eens goed voor zitten. ‘Kijk’, zei hij tegen de jonge artiesten, ‘de kern van een voorstelling is dat je je iets voorstelt. Dus alles wat je doet moet je meenemen in die betovering. Ook het omslaan van een blaadje. Het is niet erg als je iets leest, als je het maar meeneemt in de betovering.’ Aha, daar was het dus over gegaan tijdens de nabespreking, waarop wij even moesten wachten. Anna, Merel en Esmée waren bezig geweest met hun papier. En dat was de geestelijk vader van de iconische eend opgevallen.

‘Je bent niet praktisch bezig tijdens een voorstelling. Je bent tijdens een voorstelling niet bezig met materie, maar met de geest’, vervolgde hij. ‘Begin vanuit je ‘oer’, zeg ik altijd. Niet vanuit wat je bedenkt of wat er is.’ Scheppen uit het niets, noemen we dat in de christelijke spiritualiteit, kon ik aanvullen. Het klonk als het scheppingsverhaal waarin er niets was en de Geest waaide over de oervloed.

Als je contact maakt met de geest van een voorstelling, dan ben je aan het spelen. Dan ontstaat de betovering, dan ontstaat ter plekke wat je creëert. Dan horen en zien de mensen niet iets dat je bedacht hebt, maar iets dat op dat moment ‘geschiedt’ om met een mooi bijbels woord te spreken.

Afgelopen zondag hield ik denk ik voor de achtste keer dezelfde preek in een andere kerk. Omdat ik eerder merkte dat het verhaal mensen goed doet. En waarom zou het dan elders ook niet goed kunnen doen? Maar dan moet ik er wel helemaal ‘in’ zitten. Mensen moeten niet het gevoel krijgen dat ik op herhaling sta te preken en voor te lezen. De preek moet op dat moment opnieuw ontstaan. Alsof hij nieuw is. Voor deze mensen. Dat is ontzettend moeilijk. Want dan zit je gauw aan je papier vast en aan je ingesleten gebaren. De kunst is om weer contact te maken met de Geest van het verhaal.

‘Het is jammer dat er steeds minder kerken zijn en andere spirituele plekken’ besloot hij dit privé-college. ‘Daar vind je nog de ruimte.’ Ruimte voor de Geest, om je een voorstelling van iets anders te kunnen maken dan dat er is. Dat voelde voor mij als een opdracht. Ook in de kerk zijn we toch vaak bezig met wat er (niet meer) is. Maar ook in de kerk moeten we loslaten wat we zelf kunnen bedenken en openstaan voor wat er hier opnieuw kan gebeuren. Het kan, als we het ons maar voorstellen.

Dominee Otto Grevink is predikant voor Kaatsheuvel en de Efteling, Sprang-Capelle en Waspik vanuit De Brug, en pionier bij Zin op School in Waalwijk en bij De Plaats op Ameland. Reacties zijn welkom op ottogrevink@gmail.com.